Radidja Nemar
Résumé – Hobbes face à Kant : la justice militaire américaine et la doctrine de la responsabilité du supérieur hiérarchique suite à Abu Ghraib
La révélation des cas d’abus commis par des soldats américains sur
des détenus du camp d’Abu Ghraib en Irak a montré au monde que,
malgré son bannissement moral et légal, la torture pouvait encore être
pratiquée au sein des forces armées des plus vieilles démocraties.
Le présent article propose une analyse des enquêtes, des débats
parlementaires et des poursuites entamées par les juridictions militaires
américaines suite à ce scandale.
La thèse de cet article consiste à montrer que si le DIP, depuis l’après
Seconde Guerre Mondiale, a consolidé avec succès le principe de
l’interdiction absolue de la torture et celui de la responsabilité du
supérieur pour de tels actes commis par le subordonné, la pratique
dévoile que, tant le champ d’application de cette interdiction que
celle de la responsabilité des chefs, demeurent des points sensibles
lorsqu’il s’agit pour les États de poursuivre leurs soldats et officiers.
En effet, en matière de torture et de traitement inhumain – comme
de crime de guerre en général – les juridictions internes font preuve
d’une certaine « prédisposition institutionnelle » à réduire ces actes au
caractère « aberrant » de la conduite d’un petit nombre, plutôt que d’en
explorer les causes systémiques et les responsabilités hiérarchiques.
Le cas américain illustre avec force cette problématique. Cette
prédisposition qui semble résulter de la volonté de préserver l’image
et le commandement de l’armée, se traduit au niveau juridique par
la préférence donnée au droit militaire sur le droit de la guerre par
les juridictions internes. Or, le droit militaire, outil par excellence
du supérieur hiérarchique pour le maintien de la discipline au sein
des troupes, semble difficilement conciliable avec le principe de la
responsabilité des chefs militaires tel que développé par le Droit
des Conflits Armés, pensé comme outil de responsabilisation de
l’ensemble des combattants, du soldat à l’officier.
C’est ce choix, et ses conséquences juridiques sur la responsabilité
du supérieur hiérarchique militaire en cas de torture lors d’un conflit
armé international, qui constitue notre objet d’étude. Comment les
juridictions militaires américaines traitent-elles de la responsabilité du
chef lorsque des actes de torture, qualifiables de violation grave des
lois et coutumes de la guerre, ont été commis par leurs subordonnés ?
Assiste-t-on à l’émergence de multiples standards juridiques selon
l’autorité de poursuite et la personne poursuivie ? L’approche est-elle
différente lorsque les poursuites sortent du champ militaire pour
être menées par des juridictions civiles? Il conviendra d’évoquer
brièvement les standards actuels utilisés par le Droit International
Pénal afin de dégager une certaine « ligne de conduite juridique »,
avant de proposer des réponses à ces questions.
Summary – Hobbes versus Kant: US Military Justice and the Doctrine of Superior Responsibility following Abu Ghraib
The revelation of abuses committed by American soldiers against
detainees at Abu Ghraib prison in Iraq has shown to the world that
torture, despite its moral and legal condemnation, can still be practised
by the armed forces of the oldest democracies. The present article
provides an analysis of the inquiries, parliamentary debates and
prosecutions initiated by the US military justice system following this
scandal.
This article maintains that while international criminal law, since the
aftermath of the Second World War, enshrines the absolute prohibition
on torture and superior responsibility for such acts committed by
subordinates, practice shows that the scope of application of this
prohibition as well as the responsibility of commanders remain
sensitive issues for States prosecuting their soldiers and officers.
Indeed, when dealing with torture and inhumane treatment – as for
war crimes in general –, domestic courts show a certain “institutional
predisposition” to play down such acts as the “abhorrent” conduct
of a small group, rather than scrutinize the systemic causes and the
responsibility of those higher up in the hierarchy. The American case
constitutes a powerful illustration of this problem. At the legal level,
this predisposition, which seemingly finds its source in the desire to
preserve the image and command of the army, is given expression
through the domestic courts’ preference for military law over the law
of war. However, military law, as the hierarchical superiors’ tool par
excellence for maintaining discipline among the troops, seems hard to
reconcile with the principle of command responsibility as developed
in the law of armed conflict, which is conceived as a tool for holding
all combatants accountable, ranging from the soldier to the officer.
It is this choice, and the legal consequences with respect to military
superior responsibility for torture in the context of an international
armed conflict, that we will address. How do US military courts deal
with the responsibility of the commander when acts of torture, which
can be qualified as a serious violation of the laws and customs of war,
have been committed by his subordinates? Are we bearing witness to
the emergence of multiple legal standards which vary according to
the prosecution authority and the suspect or accused person? Does
the approach differ when prosecution leaves the military arena and
is instead led by the civil justice system? The current standards used
in international criminal law will briefly be discussed with a view
to finding some sort of “guideline” before providing answers to the
aforementioned questions.
Samenvatting – Hobbes versus Kant: Militaire rechtspraak in de VS en de doctrine van superieure verantwoordelijkheid volgende op Abu Ghraib
De bekendwording van de misstanden gepleegd door Amerikaanse
soldaten tegen de gedetineerden in de Abu Ghraib gevangenis toonde
de wereld dat foltering, ondanks de morele en juridische veroordeling
hiervan, nog steeds gepleegd kan worden door de strijdkrachten van de
oudste democratieën. Dit artikel geeft een analyse van het onderzoek,
de parlementaire debatten, en de vervolgingen geïnitieerd door het
militair juridische system van de VS, die volgenden op dit schandaal.
Dit artikel stelt dat ondanks het bestaan van een absoluut verbod
op foltering en aansprakelijkheid van bevelhebbers voor zulke
misdaden begaan door ondergeschikten in het internationaal strafrecht
sinds de nadagen van de Tweede Wereldoorlog, de praktijk toont
dat de toepassing van dit verbod, evenals de aansprakelijkheid van
bevelhebbers, een gevoelig onderwerp blijft voor Staten die hun
soldaten en officieren vervolgen. Wanneer het gaat om marteling of
onmenselijke behandeling – net als oorlogsmisdaden in het algemeen –
tonen nationale rechtbanken een zekere “institutionele predispositie”.
Hierdoor worden zulke daden verzwakt tot het “verwerpelijke” gedrag
van een kleine groep, in plaats van dat de systematische oorzaken en
de verantwoordelijkheid van degene hoger in de hiërarchie worden
bekeken. Het Amerikaanse voorbeeld geeft een krachtige illustratie
van dit probleem. Op juridisch niveau uit deze predispositie, die
klaarblijkelijk is ontstaan uit de wens de reputatie en bevel over het
leger te waarborgen, zich door de voorkeur van nationale rechtbanken
voor militair recht over humanitair recht. Echter, militair recht,
het ultieme instrument van bevelhebbers om discipline onder de
troepen te bewaren, lijkt lastig te verenigen met het principe van
aansprakelijkheid van bevelhebbers zoals ontwikkeld in het recht
van gewapend conflict, dat gezien wordt als een instrument om alle
combattanten aansprakelijk te kunnen houden, van soldaat tot officier.
Het is deze keuze, en de juridische consequenties voor de militaire
aansprakelijkheid van bevelhebbers voor foltering in internationaal
gewapend conflict, die besproken worden. Hoe gaan Amerikaanse
militaire rechtbanken om met de aansprakelijkheid van bevelhebbers,
wanneer foltering, dat gekwalificeerd wordt als ernstige schending
van het oorlogsrecht, gepleegd wordt door zijn ondergeschikten? Zijn
we getuigen van verschillende juridische standaarden die verschillen
per vervolgende instantie en verdachte of aangeklaagde persoon?
Verschilt de aanpak als de vervolging buiten de militaire arena
plaatsvindt? Is het beter geleid door het civiele juridische systeem?
De huidige standaarden gebruikt in internationaal strafrecht wordt
kort besproken met als doel enige “richtlijn” te vinden voordat een
antwoord voor de bovengenoemde vragen gegeven wordt.
Zusammenfassung – Zwischen Hobbes und Kant: Militärjustiz in den USA und die Doktrin der Vorgesetztenverantwortlichkeit nach Abu Ghuraib
Die Enthüllung der von amerikanischen Soldaten gegen Gefangene
in Abu Ghuraib begangenen Verbrechen hat der Welt vor Augen
geführt, dass Folter - trotz aller moralischer und rechtlicher Ächtung
- von Streitkräften der ältesten Demokratien angewendet wird. Der
vorliegende Beitrag analysiert die Untersuchungen, Parlamentsdebatten
und Strafverfolgungsmaßnahmen der US-Militärjustiz infolge dieses
Skandals.
Die Verfasserin behauptet, die Praxis zeige, dass der Anwendungsbereich
des Folterverbots und die Vorgesetztenverantwortlichkeit für von
Untergebenen begangene Folterhandlungen – obwohl beide seit dem
Ende des Zweiten Weltkrieges im Völkerstrafrecht verankert ist –
sensible Bereiche für Staaten bei der Strafverfolgungen ihrer eigenen
Soldaten und Offiziere bleiben. Nationale Gerichte zeigen bei der
Behandlungen von Folter und unmenschlicher Behandlung – und
Kriegsverbrechen im Allgemeinen – eine gewisse „institutionelle
Veranlagung“, solche Handlungen als „abscheuliches“ Verhalten
kleiner Gruppen herunterzuspielen anstatt die systemischen Ursachen
und die Verantwortung der höheren Hierarchieebenen genauer zu
untersuchen. Der amerikanische Fall veranschaulicht dies nur allzu
deutlich. Auf rechtlicher Ebene wird dieser Veranlagung, die dem
Anschein nach ihren Ursprung in dem Wunsch hat, das Erscheinungsbild
der Streitkräfte zu wahren, durch die Präferenz nationaler Gerichte für
Militärrecht gegenüber Kriegsvölkerrecht Ausdruck verliehen. Das
Militärrecht, welches das wirkungsvollste Mittel der Vorgesetzten
für die Aufrechterhalten der Disziplin in der Truppe ist, scheint nur
schwer mit dem Prinzip der Vorgesetztenverantwortlichkeit, das im
Kriegsvölkerrecht als Instrument entwickelt worden ist, um auch
höhere Hierarchieebenen zur Verantwortung zu ziehen, vereinbar.
Der vorliegende Beitrag untersucht diese Wahl sowie die
rechtlichen Konsequenzen hinsichtlich der militärischen
Vorgesetztenverantwortlichkeit für Folterhandlungen im
Zusammenhang mit einem internationalen bewaffneten Konflikt.
Wie behandeln US-Militärgerichte die Verantwortlichkeit eines
Befehlshabers, wenn Folterhandlungen, die als schwerwiegende
Verletzung der Rechte und Gebräuche des Krieges zu qualifizieren sind,
von dessen Untergebenen begangen worden sind? Bezeugen wir die
Entstehung verschiedener rechtlicher Standards, die von der jeweiligen
Strafverfolgungsbehörde und dem Tatverdächtigen abhängig sind?
Ändert sich der Ansatz, wenn die Strafverfolgungsbehörde den Bereich
des Militärs verlässt? Ist der Ansatz der ordentlichen Gerichtsbarkeit
maßgebend? Die gegenwärtig im Völkerstrafrecht verwendeten
Standards werden kurz diskutiert ehe diese Fragen beantwortet
werden.
Riassunto – Hobbes versus Kant: La giustizia militare statunitense e la dottrina sulla responsabilità del superiore successive al caso di Abu Ghraib
La rivelazione degli abusi commessi dai soldati americani nei
confronti dei detenuti nel centro di detenzione di Abu Ghraib in
Iraq ha dimostrato al mondo che la tortura, nonostante sia da tempo
condannata sia a livello morale che giuridico come un atto riprovevole,
sia tuttora suscettibile di essere praticata da parte delle forze armate
degli Stati con una lunga storia democratica. Il presente articolo offre
un’analisi delle inchieste, dei dibattiti parlamentari e dei procedimenti
giudiziari iniziati di recente nel sistema giudiziario degli Stati Uniti a
seguito di tale scandalo.
Il presente elaborato spiega come, nonostante il diritto internazionale
penale contempli a partire dal secondo dopoguerra la proibizione
assoluta della tortura ed il principio della responsabilità del superiore
qualora atti di tortura siano commessi dai propri sottoposti, nella
prassi recente l’ambito di applicazione di tale proibizione, così come
la responsabilità dei comandanti, costituiscono tuttora questioni
sensibili per gli Stati coinvolti nel perseguire i propri soldati e agenti
statali. Di fatto, nell’esaminare casi di tortura e altri tipi di trattamenti
inumani, - così come per i crimini di guerra in generale - i fori nazionali
dimostrano una certa “predisposizione istituzionale” a sminuire
l’importanza di tali atti come condotte ripugnanti di piccoli gruppi
di persone, piuttosto che procedere ad analizzarne a fondo le cause
strutturali, e le eventuali responsabilità in merito da parte di coloro
che si trovano in alto nella gerarchia di comando. Il caso statunitense
costituisce in tal senso un esempio di assoluto rilievo di tale problema.
A livello giuridico, tale predisposizione, la quale sembra trovare
origine nel desiderio di preservare una certa immagine e il controllo
delle proprie forze armate, trova espressione nella preferenza da parte
dei fori nazionali per il diritto militare piuttosto che per il diritto
umanitario. Tuttavia il diritto militare, in qualità di strumento per
eccellenza dei comandanti militari allo scopo di mantenere ordine e
disciplina tra le truppe, appare difficile da riconciliare con il principio
della responsabilità del superiore così come sviluppato nel contesto
del diritto umanitario, laddove di fatto è concepito piuttosto come
uno strumento utile affinché i combattatenti siano responsabili delle
proprie azioni, qualunque grado essi abbiano.
L’oggetto del presente articolo è pertanto tale scelta, e le sue
conseguenze giuridiche nel contesto della responsabilità del superiore
per quanto riguarda atti di tortura nei conflitti armati internazionali.
Qual’è l’approccio adottato da parte delle corti militari statunitensi
in merito alla responsabilità del superiore qualora sono compiuti atti
di tortura, qualificabili come violazioni serie del diritto umanitario,
da parte di subordinati? Stanno forse emergendo degli standards
diversi, variabili a seconda dell’organo giudicante, del sospettato o
della persona sotto accusa di aver commesso tali atti? Tale approccio
è differente qualora si abbandona il foro militare ed è attuato a livello
giudiziario civile? Gli standard del diritto internazionale penale
contemporaneo saranno dunque brevemente discussi allo scopo di
rispondere alle precedenti questioni.
Resumen – Hobbes contra Kant: La justicia militar de los Estados Unidos y la doctrina de la responsabilidad del mando tras Abu Ghraib
La revelación de los abusos cometidos por tropas estadounidenses
contra los internos de la prisión de Abu Ghraib en Iraq ha demostrado
al mundo que la tortura, a pesar de sus connotaciones negativas morales
y jurídicas, puede ser practicada incluso por las fuerzas armadas de las
democracias más acendradas. El presente artículo ofrece un análisis
de las investigaciones, debates parlamentarios y acciones judiciales
adoptadas por el sistema estadounidense de justicia militar tras el
escándalo.
Este artículo sostiene que mientras que el Derecho Penal Internacional,
desde las postrimerías de la Segunda Guerra Mundial, establece
una prohibición absoluta de la tortura y la responsabilidad de los
comandantes por las acciones de sus subordinados, sin embargo, la
práctica demuestra que la aplicación de esta prohibición, así como
la exigencia de responsabilidad a los comandantes, sigue siendo
un asunto delicado para aquellos Estados que deciden perseguir
criminalmente a sus soldados y oficiales. De hecho, cuando se trata
de tortura o tratos inhumanos – o de crímenes de guerra en general
−, los tribunales nacionales muestran una cierta “predisposición
institucional” a minimizar tales actos como si se tratase de la conducta
“repugnante” de un grupo minoritario, antes que a examinar las causas
sistémicas y la responsabilidad de aquellos situados en lo alto de la
jerarquía. El caso estadounidense constituye un claro ejemplo de
este problema. A nivel legal, esta predisposición, que aparentemente
encuentra su explicación en el deseo de preservar la imagen y el
mando en el ejército, tiene su expresión en la preferencia que tienen
las jurisdicciones nacionales de aplicar el Derecho militar ordinario
antes que el Derecho de la Guerra. Sin embargo, el Derecho militar,
entendido en el sentido de ser la herramienta par excellence que tiene el
mando para mantener la disciplina entre las tropas, parece difícilmente
conciliable con el principio de la responsabilidad del mando tal y como
ha sido desarrollado por el Derecho de los Conflictos Armados, el cual
lo concibe como una herramienta para la exigencia de responsabilidad
de todos los combatientes, desde el soldado hasta el oficial.
Esta idea central, unida a sus consecuencias jurídicas en lo que
respecta a la responsabilidad de los comandantes por la práctica de la
tortura en el contexto de un conflicto armado internacional, constituye
el objeto del presente trabajo. ¿Cómo depuran los tribunales militares
de los Estados Unidos la responsabilidad de los comandantes por
actos de tortura, que pudieran calificarse de violaciones graves de
las leyes y usos de la guerra, llevados a cabo por sus subordinados?
¿Somos conscientes de la multiplicidad de estándares legales que
varían de acuerdo con la fiscalía interviniente y la persona sospechosa
o acusada? ¿Cambia el ejercicio de la acción acusatoria cuando la
acusación abandona el ámbito militar? ¿Está dirigida, en su lugar, por
la justicia ordinaria? Los estándares actuales seguidos por el Derecho
Penal Internacional serán brevemente analizados en aras a seguir una
especie de “orientación” antes de ofrecer respuestas a los problemas
planteados.
|
